Narrow your search

Library

KU Leuven (28)


Resource type

dissertation (28)


Language

Dutch (27)

English (1)


Year
From To Submit

2023 (9)

2020 (5)

2019 (3)

2018 (2)

2017 (4)

More...
Listing 1 - 10 of 28 << page
of 3
>>
Sort by

Dissertation
Attitudes ten aanzien van pijnbestrijding met opioïden bij verpleegkundigen en artsen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Medication adherence in patients with chronic non-malignant pain : an exploratory study.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Kwaliteit van de postoperatieve pijnbestrijding: de diagnostische accuraatheid van een kwaliteitsindicator betreffende postoperatieve pijn
Authors: --- --- ---
Year: 2013 Publisher: Leuven : K.U. Leuven. Faculteit Geneeskunde

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: De literatuur geeft aan dat de kwaliteit van het postoperatief pijnbeleid veelal inadequaat, inconsistent en ontoereikend is, dit terwijl de pijnprevalentie bij chirurgische patiënten heel hoog is. Het gebruik van kwaliteitsindicatoren kan een belangrijke weergave bieden van het postoperatief pijnbeleid. Dit kan aanleiding geven tot een belangrijke kwaliteitsbevordering.Doel: Het meten van de pijnprevalentie en de pijnintensiteit, het nagaan van de kwaliteit van het postoperatief pijnbeleid binnen het UZ Leuven en nagaan of de Nederlandse kwaliteitsindicator inzake postoperatieve pijn (percentage patiënten met op enig moment een pijnscore van boven de 7 in de eerste 72 uur na een operatie) representatief is voor de kwaliteit van de postoperatieve pijnbestrijding.Methodologie: Deze descriptieve studie vond plaats in het Universitair Ziekenhuis te Leuven. Via een retrospectieve dossieranalyse werd informatie verzameld over de pijnprevalentie en -intensiteit, het postoperatief pijnbeleid en de indicator bij chirurgische patiënten. Deze informatie werd verzameld met behulp van een onderzoeksinstrument dat opgebouwd was uit een vragenlijst, een checklist en een indicator. Resultaten: Het merendeel van de patiënten (88.9%) ervoer pijn in de loop van de eerste 72 uren postoperatief, waarbij 54.2% matige tot ernstige pijn en 18.8% ernstige pijn ervoer. De gemiddelde maximale pijnintensiteit was 4.52 (±2.11). Bij een derde van de patiënten (31.2%) was er een ineffectief pijnbeleid. Ongeveer een vijfde van de patiënten (18.8%) had een positieve indicator. Deze indicator heeft een lage sensitiviteit (19.1%) en een hoge specificiteit (80.9%).Conclusie: Bij een belangrijk deel van de patiënten was er onvoldoende aandacht voor het proces van postoperatieve pijnbestrijding. Daarnaast blijft de pijnprevalentie bij chirurgische patiënten heel hoog. De indicator is onvoldoende in staat om een onderscheid te maken tussen patiënten met een effectief en patiën...

Keywords


Dissertation
Evaluatie van de kennis, communicatie en attitude rond pijn bij wondzorg bij artsen binnen UZ Leuven.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond Pijn is een veelvoorkomend probleem. Ondanks dat de pijnbevraging bij een wondzorg en de wondzorg zelf door verpleegkundigen wordt uitgevoerd, spelen ook artsen hierin een grote rol. Zij worden verwacht na te vragen bij de patiënt of die pijn ervaart tijdens de wondzorg. De arts is verantwoordelijk voor het voorschrijven van het medicatieschema van de patiënt en dus ook voor de medicatie die wordt gegeven voor de pijn en de pijn bij wondzorg. Uit onderzoek blijkt dat 74% van de patiënten pijn ervaart tijdens wondzorgprocedures en dat kennis en attitude van artsen rond pijn onvoldoende aanwezig is.1-4, 12,13 Doelstelling Het doel van dit onderzoek was om de kennis, communicatie en attitude van artsen met betrekking tot pijn bij wondzorg in kaart te brengen. Design Er werd een kwantitatief onderzoek uitgevoerd met een cross-sectioneel, descriptief design. Op alle hospitalisatie-afdelingen binnen de campus Gasthuisberg van UZ Leuven werden vragenlijsten uitgedeeld. Methodologie Om de kennis, communicatie en attitude in kaart te brengen wordt gebruik gemaakt van de vragenlijst, opgesteld door de onderzoekers. Het waren gesloten vragen met 2 tot 7 antwoordmogelijkheden. Op 2 vragen konden de participanten zelf suggesties geven. De vragenlijst bestond uit 29 vragen en was ingedeeld in 10 algemene vragen (demografische vragen, vragen over prevalentie wondzorg, pijn bij wondzorg en de richtlijn), 7 vragen over kennis (5 vragen over kennis omtrent pijnmedicatie en 2 vragen over de bekendheid van de supportteams), 6 vragen over communicatie en 6 vragen over attitude. De onderzoekers zijn meerdere malen op de afdelingen langsgegaan om de vragenlijsten uit te delen en de artsen aan te sporen deze in te vullen. Resultaten Volgens ongeveer de helft (42.1%) van de artsen komt uitgebreide wondzorg meer dan 5 keer per maand voor en heeft de helft (54.1%) van de patiënten regelmatig pijn tijdens de wondzorgprocedures. Bijna alle bevraagde artsen (98.8%) zouden kortwerkende pijnmedicatie gebruiken voor procedurele pijn. Echter lijkt de meerderheid (83.5%) niet op de hoogte te zijn van de inwerktijd van deze medicatie. Eveneens lijken ze niet consequent de juiste volgorde van pijnmedicatie, volgens de WHO analgetische ladder, te gebruiken. Er zijn referentie-verpleegkundigen pijn op de afdeling aangesteld, maar 84.7% weet niet wie deze persoon is. Wel heeft het grootste deel van de artsen (90.6%) kennis over de aanwezigheid van het pijnteam binnen het ziekenhuis. Er werd een richtlijn ontwikkeld (Wondzorg, het kan ook met minder pijn) waarvan 92.1% van de artsen niet op de hoogte blijkt te zijn. Conclusie Het onderzoek toont aan dat artsen een gebrek aan kennis over pijnmedicatie voor wondzorg hebben. Ze zijn niet op de hoogte wie de referentieverpleegkundigen pijn op de afdelingen zijn. Uit de bekomen resultaten concluderen de onderzoekers dat er nog verder onderzoek (met interventie) nodig is naar de hiaten in kennis, communicatie en attitude bij artsen rond pijn bij wondzorg.

Keywords


Dissertation
Wat is een adequate benadering voor de beoordeling van pijn bij adolescenten binnen de geestelijke gezondheidszorg?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Adolescenten met een psychiatrische aandoening melden vaak pijn. Daarnaast bemoeilijken psychiatrische aandoeningen de beoordeling van pijn en heeft pijn een invloed op de levenskwaliteit en het dagelijks functioneren van de adolescent. Meerdere factoren beïnvloeden de pijnervaring van de patiënt, zowel psychologische, emotionele als cognitieve factoren spelen hierin een rol. Toch is er in de huidige literatuur beperkte evidentie te vinden omtrent de beoordeling van pijn bij deze populatie. Doel: Het ontwikkelen van een richtlijn bestaande uit aanbevelingen om pijn te beoordelen bij adolescenten binnen de geestelijke gezondheidszorg. Design: Deze masterproef bestaat uit een rapid review gevolgd door een Delphi-studie. Methode: Literatuur omtrent de beoordeling van pijn bij adolescenten in de geestelijke gezondheidszorg werd verzameld en gesynthetiseerd in 31 aanbevelingen. Op basis van deze aanbevelingen werd een voorlopige richtlijn ontwikkeld voor de beoordeling van pijn. Vervolgens werd een Delphi-studie in twee rondes uitgevoerd waarbij zorgverleners met expertise in de algologie en/of kinder- en jeugdpsychiatrie werden uitgenodigd voor een beoordeling van deze aanbevelingen op vlak van relevantie voor het beoordelen van pijn. Deze beoordeling gebeurde aan de hand van een 5-punt Likert schaal waarbij vooraf gedefinieerd werd dat consensus werd bereikt als >70% van de experten dezelfde antwoorden gaven op een item. Op basis van deze resultaten konden aanbevelingen iteratief aangepast en gespecifieerd worden tot een finale pijnrichtlijn. Resultaten: In de rapid review werden 14 studies geïncludeerd die relevante informatie bevatten waarmee rekening gehouden kan worden tijdens de beoordeling van pijn bij adolescenten met een psychiatrische aandoening. Hieruit werden 31 aanbevelingen geformuleerd die beoordeeld werden door experten. In de eerste ronde van de Delphi-studie hebben 17 experten toegezegd om deel te nemen waarvan 14 experten (82,35%) de vragenlijst hebben voltooid en werd consensus gevormd over 24 aanbevelingen (77,42%). In de tweede ronde hebben 11 experten (78,57%) de vragenlijst voltooid en werden zes aanbevelingen opnieuw beoordeeld. In totaal werd consensus gevormd over 26 aanbevelingen (86,66%). Zowel de literatuur als de experten geven aan dat een vroege opsporing van pijn noodzakelijk is, gezien de hoge prevalentie en negatieve implicaties ervan op het latere leven alsook op het dagelijks functioneren. Daarnaast wordt aangeraden in te zetten op een multidisciplinaire benadering. Kinder- en jeugdpsychiaters werken best samen met pijnspecialisten, -psychologen en ouders. Bijkomend is een biopsychosociale benadering belangrijk in de beoordeling van pijn. Conclusie: Een vroege opsporing en beoordeling van pijn bij adolescenten met een psychiatrische aandoening is noodzakelijk. Deze studie geeft een overzicht van de reeds bestaande literatuur omtrent de elementen die van belang kunnen zijn in de beoordeling hiervan. Verder onderzoek is vereist om de concrete inhoud van de pijnbevraging, alsook de noden en behoeften van deze adolescenten en de ervaringen die zorgverleners hierin hebben vorm te geven. Relevantie voor de praktijk: Deze masterproef draagt bij tot een hogere bewustwording en belangstelling omtrent de beoordeling van pijn bij adolescenten met een psychiatrische aandoening. Het geeft een eerste aanzet tot elementen die relevant kunnen zijn in de beoordeling hiervan.

Keywords


Dissertation
Optimaliseren van het pijnbeleid in UZ Leuven: Kennis en attitudes van verpleegkundigen ten opzichte van pijn (mp13390)

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Matige of ernstige pijn in de postoperatieve fase is een frequent voorkomende klacht bij patiënten. Een inadequate pijnregistratie kan leiden tot een inadequate pijnbehandeling, met mogelijke comorbiditeiten tot gevolg (Joshi & Ogunnaike, 2005). Verpleegkundigen spelen een belangrijke rol in deze pijnregistratie (McCaffery & Ferrell, 1997). Doelstellingen: In dit onderzoek wordt nagegaan of er een verband bestaat tussen kennis en attitudes van verpleegkundigen en het pijnbeleid op een postoperatieve orthopedische afdeling. Het verband tussen deze kennis en attitudes en het pijnbeleid wordt verder onderzocht. Design en methode: Door middel van patiëntenbevragingen en dossieranalyses werd in dit correlationeel pre-test post-test design het pijnbeleid nagegaan op baseline en na iedere interventie. De interventies betroffen een educatiemoment (T1), een automatische herplanning van de pijnbevraging in het elektronisch patiëntendossier (T2) en een teamgerichte coaching (T3). Pre- en post-test werd de Knowledge and Attitude Survey Regarding Pain afgenomen bij de verpleegkundigen om kennis en attitudes omtrent pijn na te gaan. Resultaten: De kennis en attitudes van de verpleegkundigen werden pre- en post-test getoetst. Er kon geen significant verschil geobserveerd worden tussen pre- en post-test. Het pijnbeleid werd geëvalueerd door uitvoering van patiëntenbevragingen en dossieranalyses. Gedurende het onderzoek werden 477 pijnregistraties bij 161 patiënten geïncludeerd. Na automatische herplanning in het patiëntendossier was een significante stijging merkbaar zowel in het aantal acties met rescue pijnmedicatie als het aantal herevaluaties na een pijnregistratie ≥4 . Na teamgerichte coaching was een significant verschil merkbaar in het aantal herevaluaties alsook de overeenkomst tussen de pijnscores in het patiëntendossier en wat de patiënt zelf aangaf. Relevantie praktijk: Tijdens de postoperatieve fase is het belangrijk om pijnscores correct te registreren en vervolgens adequaat te reageren op hoge pijnscores (NRS ≥4), opdat langdurige blootstelling aan pijn zo veel mogelijk kan vermeden worden. In dit onderzoek kan een positief effect worden vastgesteld van automatische herplanning op het aantal herevaluaties. Teamgerichte coaching geeft een meer correcte registratie van pijnscores en kan mogelijk tegemoet komen aan verschillen tussen afdelingen. Conclusie: De interventie waarbij een automatische herplanning is ingevoerd, heeft een significant positief effect op het aantal pijnregistraties, herevaluaties en acties met rescue pijnmedicatie binnen het uur na een pijnregistratie (NRS ≥4). De interventie met teamgerichte coaching heeft in dit onderzoek een significant positief effect op de overeenkomst tussen de pijnscore gerapporteerd in het dossier en door de patiënt.

Keywords


Dissertation
Optimaliseren van het pijnbeleid in UZ Leuven: Kennis en attitudes van verpleegkundigen ten opzichte van pijn (mp13390)

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Adequaat pijnbeleid bij revalidatiepatiënten in UZ Leuven campus Pellenberg

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Pijn is een symptoom dat frequent voorkomt in de algemene zorgsetting en gevreesd wordt door patiënten. Ongeveer een kwart van de Belgische bevolking heeft chronische pijn. Pijn wordt bij gehospitaliseerde patiënten vaak onvoldoende behandeld. Verpleegkundigen spelen een cruciale rol binnen het goede pijnbeleid. Beperkingen in de kennis en attitude van verpleegkundigen zijn vaak een belangrijke oorzaak van inadequate pijnbehandeling. Doelstelling: Het pijnbeleid op de revalidatieafdelingen UZ Leuven campus Pellenberg onderzoeken. Nagaan hoe groot de kennis is bij de verpleegkundigen, welke hun attitude is en welke strategieën een invloed hebben om tot een beter pijnbeleid te komen. Methodologie: Dit onderzoek maakt deel uit van een project van UZ Leuven campus Pellenberg. Met een pre-posttest werd de evolutie in de kennis en attitudes van de verpleegkundigen afgetoetst gebruik makend van de KASRP-vragenlijst en werd nagegaan of de interventies, bestaande uit educatie en teamgerichte coaching, een invloed hebben op het pijnbeleid. Het onderzoek werd onderverdeeld in vier meetmomenten. T0 en T2 zijn het eerste en derde meetmoment die een maand voor een interventie plaatsvonden. T1 en T3 zijn het tweede en vierde meetmoment die een maand na een interventie plaatsvonden. Dataverzameling gebeurde van november 2016 tot juli 2017. Resultaten: Over de vier meetmomenten werden er in totaal 30 verpleegkundigen en 247 patiënten geïncludeerd. Er kon geen significante verbetering (p=0,841) gevonden worden in de scores van de KASRP vragenlijst bij de verpleegkundigen. In de loop van de vier meetmomenten is er een statistisch significante evolutie vastgesteld in het aantal pijnmetingen (p=0,008) en in het voorschrijven (p=0,050) en toedienen (p=0,002) van rescue pijnmedicatie. Conclusie: Er werd geen significante verbetering van de kennis en attitude van verpleegkundigen vastgesteld. Wel werd er een significante evolutie gevonden in het registreren van pijn en de behandeling met rescue pijnmedicatie. Toekomstig onderzoek met herhaalde educatieve interventies zal moeten aantonen welke interventies en over welk tijdsverloop het meest effectief zijn.

Keywords


Dissertation
Ervaringen met epidurale analgesie tijdens arbeid en bevalling: een descriptieve fenomenologische studie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Vrouwen kiezen steeds meer voor epidurale analgesie tijdens arbeid en bevalling. Vanuit kwaliteitsinitiatieven en de opleiding vroedkunde wordt natuurlijk bevallen gepromoot. Anderzijds concludeert wetenschappelijk onderzoek dat er geen ernstige nadelen verbonden zijn aan het gebruik van een epidurale analgesie tijdens arbeid en bevalling. Tot op heden is er nog geen onderzoek dat rekening houdt met de verwachtingen en ervaringen van vrouwen. Het zijn net deze verwachtingen die ervoor zorgen dat de ervaring omtrent de keuze van pijnbestrijding anders ervaren wordt als verwacht. Doel: Het doel van deze descriptieve fenomenologische studie is een beter inzicht krijgen in de gevoelens van de moeder op het moment van arbeid en bevalling, en haar gedachten over zulke verdoving. Design & methode: Vanwege het descriptief fenomenologisch design werd gebruik gemaakt van face to face semigestructureerde diepte-interviews. Twintig participanten werden gerekruteerd waarvan tien via een thuiszorgorganisatie. De interviews werden geanalyseerd door de descriptieve fenomenologische methode van Amedeo Giorgi via pen en papier en met behulp van de software NVivo. Bevindingen: Vrouwen die voor een fysiologische arbeid en bevalling opteren, ervaren lichte druk van zowel hun omgeving als zichzelf om op natuurlijke wijze te bevallen zonder pijnbestrijding. Als vrouwen de pijn niet kunnen plaatsen, niet voldoende met pijn kunnen omgaan of als er te veel uitputting aanwezig is, zijn ze meer geneigd om te kiezen voor epidurale analgesie. Verder wordt in beide groepen het keuzeproces beïnvloed door angst. Angst is aanwezig voor de eigenlijke plaatsing van de epidurale analgesie en de mogelijke complicaties die zich hierbij kunnen voordoen, alsook angst voor het onbekende of door eigen negatieve ervaring, immobiliteit en verlies aan controle. Vrouwen die kiezen voor epidurale analgesie ervaren minder het competitieve gedrag om toch tot het uiterste te gaan en te bevallen zonder verdoving dan vrouwen die willen bevallen op een fysiologische manier. Terwijl beide groepen begeleiding van de vroedvrouw als belangrijk achten, wordt continuïteit van zorg meer verwacht door de vrouw wanneer ze kiest voor een fysiologische bevalling. Conclusie: Zowel vrouwen die kiezen voor een fysiologische arbeid en bevalling als vrouwen die opteren voor epidurale analgesie maken hun keuze omtrent pijnbestrijding op basis van verschillende ervaringen. Belangrijk voor het keuzeproces zijn gevoelens van angst, pijn, uitputting, persoonlijke ingesteldheid en de ondersteuning van de vroedvrouw. Sleutelwoorden: epidurale analgesie; ervaringen; descriptieve fenomenologische studie; arbeid; bevalling

Keywords


Dissertation
Evaluatie implementatieproces ziekenhuisbrede campagne rond aandachtspunten pijn bij wondzorg: van uit het perspectief van de patiënt.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Wondgerelateerde pijn is een frequent voorkomend probleem bij gehospitaliseerde patiënten. Farmacologische interventies worden vaak gebruikt bij het bestrijden van wondgerelateerde pijn, maar deze zijn het meest effectief wanneer ze gecombineerd worden met non-farmacologische interventies, zoals educatie, communicatie en afleiding. Echter blijkt uit de literatuur dat er een tekort is aan educatie, ondanks dat patiënten een sterk verlangen hebben om hun pijnervaring en wondzorg beter te begrijpen. Daarvoor zijn het wondzorgteam en pijnteam van het UZ Leuven in 2020 van start gegaan met een campagne omtrent pijn bij wondzorg. Deze campagne geeft verschillende praktische tips aan patiënten aan de hand van een educatieve video. Doelstellingen: Het doel van dit onderzoek is achterhalen welke kennis patiënten hebben betreffende pijn bij wondzorg. Meerbepaald wordt getracht te achterhalen hoe goed patiënten geïnformeerd zijn over de farmacologische en non-farmacologische pijnbestrijdingsstrategieën. Bijkomend wordt gekeken naar welke noden patiënten ervaren om pijn te verminderen en wat voor patiënten belemmerende en bevorderende factoren zijn betreffende wondgerelateerde pijn. Als laatste wordt geëvalueerd of de campagne van het UZ Leuven de patiënten heeft bereikt. Design: De studie maakt gebruik van een kwantitatief descriptief design. Methode: Er werd gebruik gemaakt van consecutive sampling waarbij de onderzoekers alle gehospitaliseerde patiënten, die binnen de onderzoeksperiode opgenomen waren in het UZ Leuven en voldeden aan de inclusie- en exclusiecriteria, selecteerden. Indien de patiënt wou deelnemen aan het onderzoek werd het ICF ondertekend door beide partijen en kon de afname van de vragenlijst van start gaan. Deze vragenlijst bestond uit 27 vragen, die de onderzoeker mondeling met de patiënt overliep. Nadien werd deze data geanalyseerd aan de hand van ‘Statistical Package for the Social Sciences’ (SPSS) versie 28. Resultaten: Er namen 157 participanten deel aan de vragenlijst. Uit de resultaten bleek dat alle patiënten de bestaansduur van hun wonde en het type wonde kennen. 71,9% van de patiënten gaf aan wondpijn te hebben, deze patiënten zijn ook goed op de hoogte van het type wondpijn. Echter hebben patiënten een minder goede kennis over de pijnmedicatie, 58% van de patiënten was namelijk niet of slechts gedeeltelijk op de hoogte van de naam en toedieningsfrequentie. Patiënten vonden educatie over pijnbestrijdingsmethoden, communicatie over het verloop van de wondzorg en het krijgen van voldoende pijnmedicatie de drie belangrijkste bevorderende factoren voor pijn bij wondzorg. Als laatste bleek dat slechts 24 van de 157 patiënten aangaven van de campagne omtrent pijn bij wondzorg gehoord te hebben. Conclusie: In het UZ Leuven is er een hoge prevalentie van wondpijn. Patiënten hebben veel kennis over hun wonde, maar er zijn wel duidelijke lacunes in de kennis omtrent pijnmedicatie. Echter gaven patiënten wel aan voldoende pijnmedicatie, educatie over pijnbestrijdingsmethoden en communicatie over het verloop van de wondzorg te krijgen. Relevantie voor de praktijk: Een beter inzicht in de huidige kennis van patiënten, betreffende farmacologische en non-farmacologische pijnbestrijdingsstrategieën, kan door zorgverleners gebruikt worden om beter tegemoet te komen aan de noden en belemmerende en bevorderende factoren van patiënten om zo wondgerelateerde pijn en pijn tijdens de wondzorg te verminderen.

Keywords

Listing 1 - 10 of 28 << page
of 3
>>
Sort by